VERSLAVINGSKLINIEK, 1998

In deze studie is onderzocht hoe een gebouw de gebruikersfunctie kan ondersteunen als een stuk gereedschap. In deze studie betreft het kliniek voor drugsverslaafden aan de rand van het centrum van Amsterdam.

In samenwerking met therapeuten uit de verslavingszorg is onderzocht en beargumenteerd hoe de vorm van het gebouw en de organisatie van het programma van eisen de doelstelling van ontwenning en terugkeer naar de maatschappij kan ondersteunen. Het afkicken van een verslaving is opgevat als een lineair proces. Ee ntherapeutische route. Men begint verslaafd en eindigt "clean". De clienten beginnen boven in het het gebouw, het observatorium. Het proces eindigt op de begane grond, de terugkeer naar de maatschappij. Gedurende het verblijf schuift men, via de verblijfsruimten, op naar het einddoel, de uitgang. Men kan dan weer meedoen met de samenleving. Het proces wordt zo letterlijk zichtbaar voor client en voor de therapeuten. Deze confrontaties en de eventuele conflicten die dat met zich meebrengt kunnen positief werken op het ontwenningsproces.

In de architectonische uitwerking worden kleuren en materialen ingezet om de functies van de diverse ruimtes te versterken of te ondersteunen. De gemeenschappelijke verkeersruimte krijgt de sfeer van een back-street-alley, het milieu waar men vandaan komt. De kamers zijn sereen en introvert. Het contact van deze kamer met de buitenwereld wordt vergroot naarmate men vordert met het ontwenningsproces. De groepstherapieruimte is geel-oranje en met leer gecapitonneerd ten behoeve van een gevoel van verbondenheid, een gemeenschappelijke behoefte. Het gym-lokaal, voor fysieke therapie is rood en gefragmenteerd om de individuele conflicten uit te drukken. Het dakterras is rustgevend groen.